Na het uiteengaan van partners wordt regelmatig geprocedeerd over de verdeling van bezittingen en schulden, en over de vorderingen van de een op de ander. De vermogensrechtelijke kant van het samenwonen is niet altijd geregeld. Wanneer dit wel het geval is, kan dat op verschillende manieren zo zijn: samenwoners met een samenlevingsovereenkomst en gehuwden/geregistreerde partners zonder en met (verschillende soorten) huwelijkse/partnerschapsvoorwaarden. Ook kent de wet in de boeken 1 en 3 BW vele regels voor de verschillende situaties. Het is daarom een zoektocht naar de juiste wijze van het onderbouwen van een vordering (of verzoek in een verzoekschriftprocedure) van de ene partner op de ander. Toch is het belangrijk te weten waar de betreffende vordering op kan worden gebaseerd. Alleen dan kan de vordering goed worden onderbouwd en is er zicht op bijvoorbeeld de verjaringstermijn en de te verwachten verweren. Zonder goede onderbouwing heeft de procedure minder kans van slagen. De rechter legt de vordering immers langs de lat van het stellen en bewijzen, en zal een vordering die onvoldoende is onderbouwd afwijzen, ook al is het bijvoorbeeld overduidelijk dat er tijdens het samenwonen vermogensverschuivingen hebben plaatsgevonden.
Deze cursus is bedoeld voor de advocaat die optreedt in familievermogensrechtelijke geschillen, en die duidelijke handvatten wil hebben om de brij van geldstromen van een etiket te voorzien en te analyseren of en hoe een vordering kans van slagen heeft. Elk gedeelte begint met een uiteenzetting van de theorie, terminologie, toepasselijke wetsartikelen en jurisprudentie. Daarna volgt per situatie een praktisch overzicht van de in te stellen vorderingen en de mogelijke verweren.
Deze juridische nascholing bestaat uit de volgende blokken:
- Blok A Samenlevers
- Blok B Huwelijkse voorwaarden
- Blok C Wettelijke gemeenschap van goederen
Leerdoelen
Na afloop van deze juridische scholing:
- is uw kennis over de vermogensrechtelijke gevolgen van de verschillende wijzen van samenleven vergroot;
- heeft u inzicht in de juiste terminologie, toepasselijke wetsartikelen en jurisprudentie;
weet u via welke route u een vordering of een verzoek in kunt dienen; - weet u hoe u de vordering of het verzoek moet onderbouwen en welke verweren u kunt verwachten of voeren.